Orgelvriend
Aart de Kort
Orgelvriend-october-2009-2388
Livia Mazzanti [...] houdt een warm pleidooi voor dit oeuvre.

Als je als componist gezegend bent met zo’n

muzikaal klinkende naam als Castelnuevo-

Tedesco (1895-1968) zijn de verwachtingen van

iemand die zijn muziek niet kent hooggespannen.

En inderdaad, de man en zijn

muziek stellen niet teleur. Castelnuevo-

Tedesco was van Joodse origine

en ontvluchtte zijn geboorteland Italië

vlak vóór de Tweede Wereldoorlog.

Zoals veel lotgenoten (o.a. Kurt Weill,

Erich Korngold) kwam hij terecht in

de VS en verdiende hij eveneens een

goede boterham met het componeren

van filmscores. In de VS maakte

hij kennis met o.a. organist Edward

Power Biggs en componist Arnold

Schönberg voordat hij in 1948 weer

terugkeerde naar Italië. Die terugkeer

was van korte duur: hij voelde zich

toch te ontworteld om er te blijven

en keerde voorgoed terug naar Californië.

De Italiaanse organiste Livia Mazzanti

(oud-leerlinge van Jean Guillou)

speurde enige jaren voordat ze alle

orgelmuziek van Castelnuevo-

Tedesco in haar bezit had en ermee aan de slag

kon. Zij houdt een warm pleidooi voor dit oeuvre.

Het idioom is moeilijk te omschrijven. In de Introduction,

Air and Fugue (geschreven voor Power

Biggs) en de suites op Joodse themata horen we

een dialect dat qua harmoniek, impressionisme

en vindingrijkheid veel weg heeft van dat van

Sigfrid Karg-Elert. Toch spreken enkele opusnummers

een wat abstractere taal, met name

de twee stukken (Prelude en Fanfare) die op

een twaalftoonsreeks zijn gebaseerd. Ondanks

dit nogal mathematische compositieprincipe

slaagt de componist erin om hiervan pakkende

muziek te maken. Haast aandoenlijk zijn de twee

suites op Joodse synagogale melodieën (in het

bijzonder de Kaddish), we horen als het ware de

typisch 19e-eeuwse zangwijze van de voorzanger.

Des te opmerkelijker is het dat Castelnuevo-

Tedesco zelf niet zo’n voorstander was van

orgelmuziek in de Joodse eredienst. Voorzanger

en koor waren wat hem betreft voldoende. Het

zal de Amerikaanse praktijk zijn geweest (waar

in synagogen soms enorme orgels van Skinner

en Schantz te vinden zijn) die de noodzaak van

deze muziek bevestigde.

Het instrument dat Livia Mazzanti koos voor

haar opname is het door de firma’s Kleuker en

Steinmeyer gebouwde orgel (1988) in de Tonhalle

in Zürich. Bepaald geen slecht orgel, maar

volledig geconcipieerd vanuit Jean Guillou’s

klankesthetiek. Dan nóg zou je juist voor deze

muziek wel iets om die typische Guillou-registers

(overblazende fluiten, hoogliggende vulstemmen,

knorrende kortbekerige tongwerken etc.) heen

kunnen registreren, maar dat doet Mazzanti niet.

Sterker nog: de registraties zijn ook alle bewust

op die principes gestoeld. Zo wordt bijvoorbeeld

een zangerige melodische lijn een aantal keren

gespeeld met een dunne Fluit 8’ en een Larigot

1½’. Het werkt op den duur wel erg vermoeiend

en ook afleidend van de muzikale boodschap.

Desondanks kan de kennismaking met deze

muziek voor de avontuurlijke organist of luisteraar

bepaald geen kwaad. De opname is direct

maar duidelijk en het booklet is rijk gevuld met

toelichtingen (in vier talen!) en foto’s.

Aart de Kort